Falaën, een Condruzisch dorp, strekt zich uit over de glooiende hellingen van een vallei die uitmondt in de Flavion, een zijrivier van de Molignée.

De aanwezigheid van de torens van het Château-ferme en de kerkklokketoren kenmerken het. De grijstinten van de natuurstenen muren en de leien vermengen zich met de roodoranje kleuren van de pannendaken. Zo ontstaat een spel van volumes waarin bescheiden woningen, boerderijen en monumentale gebouwen naast elkaar staan. De kwaliteit van het land maakte het mogelijk om er een boerenleven te leiden, dat bestond uit het bewerken van het land en het ontginnen van stenen. Maar het was vooral de nabijheid van de rivieren Molignée en Flavion die het verhaal vertelde van de vestiging van de menselijke aanwezigheid in Falaën. Het gebruik van hydraulische energie bevorderde de ontwikkeling van activiteiten zoals molens en smederijen. De geschiedenis van Falaën is nauw verbonden met de verdedigingsplaats Montaigle. Gelegen op een rotsachtige uitloper in de vallei van de Molignée, was het de hoofdplaats van een kiesdistrict van het graafschap Namen waartoe het dorp behoorde. De traditionele kern van Falaën wordt gekenmerkt door bebouwing uit de 18e en 19e eeuw, en vertakt zich in een netwerk van wegen dat de dorpsstructuur uitbreidt. Vanaf het centrale plein lopen straten en steegjes over de glooiende hellingen naar de landbouwgronden en de omliggende dorpen.
