Geschiedenis

350 jaar historie – een overzicht

Hoewel we weten dat er in Falaën al gewoond werd in de 13de eeuw, is het moeilijk om een goed beeld te krijgen van hoe deze bebouwing er moet hebben uitgezien, en op welke manier deze gebouwen waren verdeeld over het dorp. Een vroege ontwikkeling van een nederzetting nabij of op de huidige dorpskern is niet onmogelijk gezien de gunstige ligging ten opzichte van het riviertje La Molignée. Grillige rivieren in heuvelachtige of bergachtige gebieden werden vroeger dankbaar gebruikt als waterkracht voor molens.

De bouw van het Kasteel van Falaën begon in 1670, en over de eeuwen zijn er diverse aanpassingen geweest. Hieronder geven we een overzicht van de bouwchronologie.

Eerste bouwfase (1670-1674)

Met zekerheid kan gesteld worden dat in de eerste bouwfase een rechthoekig gebouw met vier
hoektorens werd opgetrokken. Het lijkt erop dat een oudere boerderij hiervoor als basis gediend heeft. Het westvleugel van de kasteelhoeve heeft de kenmerken van een langgevel boerderij en de steensoort aan de binnenkoer kant met natuursteen is anders dan de bakstenen muren van de rest. Het is zeker dat men voor de buitenmuren de lokale natuursteen heeft verkozen boven baksteen, omdat baksteen niet opgewassen was tegen de artillerie van die tijd. Enkel het poortgebouw is opgetrokken uit baksteen langs zowel de buitenkant als de zijde van de binnenkoer. De natuursteen waarmee de buitenmuren van de kasteelhoeve en de muren van de bijgebouwen werden opgetrokken kon lokaal worden gewonnen. Aangezien klei niet veel gevonden wordt in de grond van deze streken, was baksteen eerder zeldzaam. Naar alle waarschijnlijkheid waren de buitenmuren voor een groot deel blind, en waren er slechts enkele smalle ramen voorzien om de kasteelhoeve maximaal te kunnen verdedigen. Langs de binnenzijde kon dan wel baksteen worden gebruikt en ook meer en grotere ramen ingepland.

Ook de dakspanten van het woongebouw, de melkerij, de hooischuur en het poortgebouw zijn van de laat 17de-eeuwse periode. De torenspitsen (‘çlochers a bulbe’) van de hoektorens zijn pas getransformeerd naar de huidige, meer elegante, vorm van de uivormige en sierlijke spits op
een latere datum, bij het verliezen van de militaire functie. Dendrochronologisch onderzoek
zou hierover uitsluitselkunnen geven, evenals een dieper onderzoek naar het type van de
balkmerktekens die te zien zijn op de spanten, of typologisch onderzoek naar de opbouw van de spanten. De tekens geven aan langs welke zijde de spant moet worden opgesteld, en de volgorde van de spanten. Het gebruik van soorten merktekens is afhankelijk van tijdsperiodes, van landsstreek, of zelfs van werkmannen. Als de merktekens op de spanten bekeken worden, dan ziet men dat
de hierboven vernoemde volumes niet meer van hoogte gewijzigd zouden zijn sinds hun bouw aan het einde 17de eeuw.

De verdeling van de raamopeningen in de binnenkoergevel van het woongedeelte is niet zeer
symmetrisch; aan de westelijke kant staan de traveeën erg opeen, langs de oostelijke zijde liggen ze
dan weer verder uit elkaar. Dan is er ook nog de middelste travee, die duidt op een
prestigieuze entree; aangezien deze travee ‘apart’ ligt ten opzichte van de rest, springt deze in het oog als entree. Heden ten dage wordt de deur van deze travee geflankeerd door twee
blauwe hardstenen sokkels. De hardstenen vazen die op oude foto’s en ansichtkaarten op de sokkels stonden zijn eind vorige eeuw ontvreemd uit de kasteelhoeve.

Langs de buitengevel, zijn er kleinere ramen die duiden op het defensieve karakter van het
kasteel. De grotere kruisramen zijn een toevoeging van de 18e eeuw, toen de verdedigingsfunctie niet meer nodig was. De kruisramen zijn te herkennen als de Maaslandse Renaissancestijl wat de benaming is voor de regionale architectuurstijl in het prinsbisdom Luik en te herkennen aan de toepassing van Naamse hardstenen omlijstingen rond de ramen, met hardstenen kruizen in het midden en luiken in de twee onderste kwadranten van het kruisvenster. Aan de opvulblokken in de raamomlijstingen in de binnen gevels is te zien dat deze hardstenen kruisvensters aar ook hebben gezeten. Aan de duimen in het onderste deel van de omlijsting is te zien dat ook deze vensters luiken hebben gehad.

In de kelders onder het woongedeelte bevinden zich twee bakstenen ovens. Hoewel de datering van deze bakovens niet te achterhalen valt, is het zeker wel logisch dat de keuken zich onder het woongedeelte zou bevinden en dus van de oorspronkelijk bouwfase uit 1670 zijn.

Een element dat zeker tot de eerste bouwfase behoort, is het altaar op de eerste verdieping van
het woongedeelte. Deze wordt bekroond door het wapenschild van de familie Polchet die de kasteelhoeve hebben laten bouwen. Ook de nis waarin deze zich bevindt, lijkt op de dimensies van het altaar gemaakt. De stijl van het altaar kan afgeleid worden van de polychromie in de barok (gebruik van meerdere kleuren en materialen om een altaar rijkelijk en visueel indrukwekkend te decoreren). Het altaar heeft het wapenschild van de familie Polchet. Het wapenschild is omgeven door een kleed in rood en goud, met een helm in goud en zilver met de kroon van markies, geflankeerd door twee leeuwen in goud. Het rood dat gebruikt wordt, werd heraldisch
keel (‘bloed van martelaren’) genoemd. Het schild zelf is gevierendeeld met telkens een andere afbeelding. Linksboven is een leeuw in rood met ernaast 3 schuinbalken, op een achtergrond van goud. Rechtsboven is een simpel zilveren vlak. Linksonder is een chevron vorm met 3 rozen in het rood op een achtergrond van zilver. Rechtsonder zijn drie wagenwielen in zilver op een azuren achtergrond.

Onder het wapen van de familie is een schilderij op linnen. Op het schilderij zijn twee heilige figuren te zien. De linker man heeft een sleutel vast. De rechter man een zwaard. Tussen de mannen zijn drie putti te zien die een kroon dragen. Boven de groep putti is een duif te zien in een lichtstraal. De twee heiligen stellen Petrus en Paulus voor. Het zwaard bij Paulus zou een verwijzing zijn aan zijn onthoofding. Petrus wordt voorgesteld met sleutels. Dit is een verwijzing naar de Bijbeltekst ‘Ik zal je de sleutels van het Koninkrijk geven’. (Mattheus 16,19). Verder wordt Petrus vaak afgebeeld met kaal hoofd en haarkrans, met rond gezicht en een korte, krullerige baard. De duif in de lichtstraal staat symbool voor de Heilige Geest.

Onder het schilderij is een de lade van het het antependium met initialen BR (of zoiets). Boven de initialen zit een kroon. De initialen en de kroon zijn verguld.

Tweede bouwfase

In de 18de eeuw breekt er een periode van relatieve rust aan, zeker ten opzichte van de voorbije
periodes. Dit had te maken met het overgaan van de Spaanse Nederlanden naar de Oostenrijks-Habsburgse Nederlanden. Dankzij Graaf Jean Francois de Ferraris (1726-1814), Oostenrijkse generaal en cartograaf, wordt een eerste beeld van het kasteel van Falaën aan ons overgeleverd. In opdracht van Maria Theresia laat hij tussen 1771 en 1778 een gedetailleerde reeks kaarten maken van de Oostenrijkse Nederlanden. Het gebied wordt zeer nauwkeurig opgemeten en weergegeven; zelfs de verschillende soorten agrarische activiteiten krijgen een aparte legende. Op de Ferraris kaart staat het kasteel inderdaad met vierkant grondplan en vier hoektorens, gebouwd rond een binnenkoer. Langs de oostzijde steekt een klein volume uit: dit is de brug, die als bouwdeel wordt weergegeven. Aan de zuidelijke zijde is er een dikker volume zichtbaar, de hooischuur. Ook de tuin met tuinmuur staat getekend, met aan de zuidelijke zijde nog twee gebouwen weergegeven, hoektorentjes van de buitenmuur.

Bij het aanbreken van de rustigere periode, zal in deze eeuw worden besloten om het defensieve karakter van de kasteelhoeve langzaamaan af te bouwen, met het vullen van de kleinere muuropeningen en het maken van ramen langs de buitengevel van de kasteelhoeve. De torens kregen ook deuren naar de omliggende velden. Met het afnemen afnemen van het defensieve karakter, werden ook een aantal tralies aan de buitengevels verwijderd. Er waren ondertussen ook nieuwe technieken die het mogelijk maakte raampartijen te vergroten. De hardstenen kruizen met kleinere glas-in-lood ramen werden verwijderd en vervangen door nieuw schrijnwerk met een vast deel in de vorm van een T en grotere raampartijen. Halverwege de noordzijde is nog een glas in lood raam behouden gebleven.

De oorspronkelijke lateien waren echter opgemaakt uit twee delen omdat ze ondersteund werden door de harstenen kruizen. Om verzakkingen te voorkomen, plaatsen ze een ijzeren kram tussen beiden, of zoals in de 20e gebeurd is met een aantal ramen aan de binnenkoer, werden de twee delen van de bovendorpel vervangen door een enkel deel.

De 18de eeuw wordt vaak beschouwd als eeuw van het overdadige en van de luxe. Dit kan dan ook overeenstemmen met de herinrichting van het interieur van het woongedeelte naar de noden en de mode van die tijd. Het zou mogelijk de aanwezigheid van de houten monumentale trap in Louis XVI-stijl verklaren. De Louis XVI-stijl komt voor in de late 18de-eeuw (ongeveer vanaf 1775), maar doordat de verschillende Louis-stijlen niet makkelijk uit elkaar te halen zijn, is het ook mogelijk dat de trap van de oorspronkelijke bouwperiode stamt.

In de eerste helft van de 18e eeuw gaat het bezit over van de Polchet naar de Coppin: Jean Bernard Florent Marc de Coppin zal het landgoed erven na de dood van zijn vader Pierre-Louis de Coppin (1642-1697), en zijn moeder , Marie Marguerite de Lamock (1652-1716) afstand deed van de erfenis (wat in die tijd gebruikelijk was voor een weduwe om te doen ten gunste van hun kinderen). Zij was de kleindochter van Pierre de Polchet die de kasteelhoeve had gebouwd. In de hele 19de eeuw bleef het kasteel in handen van de familie de Coppin. Feuillien Marie Joseph de Coppin de Falaën (1800–1887) werd op de kasteelhoeve geboren en was een Belgische politicus. Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 speelde De Coppin een actieve rol. Hij diende als secretaris van het Voorlopig Bewind, het tijdelijke bestuur dat werd opgericht na de onafhankelijkheidsverklaring van België. Daarnaast was hij lid van het Nationaal Congres, het orgaan dat de grondwet van het nieuwe koninkrijk opstelde. Na zijn politieke carrière keerde De Coppin terug naar Falaën, waar hij zich inzette voor lokale aangelegenheden. In 1855 richtte hij een parochieschool op in het dorp. Hij bleef ongehuwd en overleed op 10 maart 1887 in de kasteelhoeve.

De 19de eeuw had al snel een afkeer van de praalzieke modes van de 18de eeuw en terugkeren naar soberheid. De demilitariserende trend van het kasteel werd wel doorgezet. Duidelijk is dat het zuidelijke volume van de oostelijke vleugel (de stallen) werden aangepakt aan het einde van de 19de eeuw; de muur ankers op het gebouw dateren dit zelfs, 1891. Hierbij werd de muizentandfries (of muizentandlijst) onder de kroonlijst toegepast, wat opmerkelijk is. Was dit een poging tot harmonisering? Een aantal van de dakspanten zijn in die tijd vernieuwd, maar een aantal oorspronkelijke dakspanten met pen-gat verbindingen zijn behouden gebleven. De vloer van de zolder is volledig vernieuwd en heeft bakstenen gewelven gevat in stalen spanten. Het lijkt dat de buitengevel van deze stal niet werd veranderd.

Derde constructiefase

Bij het overlijden van Feuillen de Coppin de Falaën in 1887 wordt zijn gebied, zo’n 250 hectare, onder de familie verdeeld. In 1926 worden gronden in Falaën uiteindelijk verkocht aan de zakenman Bernheim, die een aantal schouwen uit de kasteelhoeve sloopt en verkoopt en daarna het gebouw doorverkoopt aan François Delhaye. Delhaye kon niet alle percelen kopen, dus viel de helft van de ommuurde kasteeltuin buiten zijn domein. Een andere familie die dit deel verkrijgt, breekt een deel van de muur af om toegang te krijgen vanuit hun aanpalend eigendom.

In 1927 wordt een dossier ingediend bij het Ministerie voor Financiën voor de “Caves du vieux
Château de Falaën”. Het dossier doet vermoeden dat een deel van de kasteelhoeve in gebruik werd
genomen voor de opslag van streekwijnen. Het lijkt dat de binnenkoergevel van het woongedeelte in een periode bedekt werd met een kalklaag; dit beschermde het metselwerk immers van weer en wind.

In de jaren 50 wordt een schandpaal die buiten het dorp stond op de binnenplaats geplaatst. Men was bang voor vandalisme en de schandpaal stond veiliger binnen het kasteel.

In 1965 zullen de toenmalige eigenaar, Albert Delhaye en Syndicat d’Initiative aanvraag doen bij
de erfgoeddiensten (toen de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen)
om het kasteel te laten klasseren als monument. De Syndicat d’Initiative huurt van de eigenaar het kasteel om tentoonstellingen te organiseren. Het is in het kader van deze openstelling van de kasteelhoeve tot het bredere publiek dat zich bepaalde werken aan het interieur hebben voltrokken, zoals schilderwerken, installatie van toiletten, vervangen van ramen, etc. Naar aanleiding van de slechte staat waarin de kasteelhoeve zich bevind, wordt een reportage gemaakt in 1968 in het kader van de serie “Ce pays est à vous”. https://auvio.rtbf.be/media/archives-sonuma-patrimoine-ce-pays-est-a-vous-2662167 Dit geeft een uniek beeld van de kasteelhoeve aan het einde van de
jaren ’60, met het dak toen nog in zeer slechte staat en de spits van de noord-oost toren in verval.

In 1970 wordt door het Ministerie van de Franstalige Cultuur en Koning Boudewijn het
beschermingsbesluit getekend die het kasteel op perceel D208h, eigendom van Albert
Legros Delhaye, zou beschermen omwille van esthetische en artistieke waarde, samen met
zijn omgeving. Dit besluit moest in 1972 worden bijgestuurd: de vierde toren, onderdeel van het kasteel, had een ander perceelnummer en viel dus niet onder de bescherming van het kasteel zelf.

In 1982 wordt de confrérie Li  Crochon opgericht en neemt haar intrede in de kasteelhoeve. Hier vinden de bijeenkomsten plaats en wordt in de kelders en op de binnenplaats een café uitgebaat.

In 2019 kocht de familie Van de Stolpe van de vier kinderen van Albert Delhaye de kasteelhoeve om er hun woning van te maken. Aan het kasteel zelf werden structurele werken uitgevoerd om het in verval geraakte gebouw te stabiliseren en te restaureren, Met een volledig nieuwe infrastructuur, her-ingebruikname van de oorspronkelijke keuken en de constructie van verschillende badkamers werd de kasteelhoeve verbouwd tot een aangename woning voor het gezin en hun gasten. Hun restauratiefilosofie zag meerwaarde in het behouden van de bouwsporen van het gebruik als kasteel en hoeve door de eeuwen heen. De agrarische opstallen van na 1800 werden verwijderd. De glooiing van het landschap werd terug aangevuld naar de situatie ervoor en met veel aandacht en liefde werd de vervallen tuinmuur gerestaureerd en van nieuwe Belgisch hardsteen afdekplaten voorzien.